Al veel jaren hoor ik termen als ‘Early Adopters’ en ‘Early Followers’ voorbij komen als het gaat om de mate waarin een organisatie of afdeling innovatief wil zijn. En ik had me eigenlijk nooit zo afgevraagd waar deze termen nu vandaan komen. Tot ik vanochtend weer in een discussie kwam over de mate waarin een organisatie innovatief wilde zijn. In deze discussie werd er, zoals zo vaak, uitgesproken dat men liever de innovatie volgt (‘Follower’) dan dat ze voorop wilden lopen: ze willen geen ‘Early Adopter’ zijn.
Diffusion of Innovations
In het boek Diffusion of Innovations van Everett Rogers werd voor het eerst beschreven hoe de adoptie van innovatie zich ontwikkeld langs elementen als het ontstaan van het idee, communicatie kanalen, tijd en het sociale systeem (cultuur, samenleving, etc.). De mate waarin een nieuw innovatief idee wordt opgepakt in relatie tot de tijd geeft aan hoe het idee zich verspreid. De mate van verspreiding kan worden weergegeven in een normaal verdeling. Eerst pakt een kleine groep het idee op en loopt in dat op zich voorop, gevolgd door de veel grotere groep die eerst de kat uit de boom kijkt voordat een nieuw idee wordt omarmd.
Everett Rogers heeft zijn boek gebaseerd op een groot aantal studies in de mate waarin nieuwe ideeën en innovaties worden opgepakt. Daaruit blijkt dat enerzijds men rationele afwegingen maakt als het gaat om het beoordelen van innovaties en dus bijvoorbeeld bereid is om een complexe oplossing in korte tijd eigen te maken als deze oplossing een lastig probleem verhelpt. Maar dat er ook andere factoren een rol spelen, zoals de mate waarin men open staat voor nieuwe ideeën of de mate waarin men in aanraking komt met innovaties.
Crossing the Chasm
Nu kwam ik bij toeval een vergelijkbare diagram tegen die het fenomeen innovatie adoptie beschrijft, maar uit een recenter boek. In Crossing the Chasm van Geoffrey A. Moore wordt met name beschreven hoe een innovatie als product succesvol kan worden. Door met name de focus te leggen op het bereiken van de grote groep “Early Followers” kan het product de kloof overbruggen tussen de groep mensen die altijd wel innovatief is en de groep die ook praktische redenen moet hebben om een nieuw idee op te pakken.
Wat mij opviel in dit verhaal is dat er andere termen worden gebruikt om de adoptie van innovaties door verschillende groepen te benoemen. ‘Innovators’, degene die de ideeën bedenken en uitwerken, worden hier ‘enthousiasts’ genoemd. ‘Early Adopters’ zijn ‘visionairies’, mensen die de waarde van het idee herkennen en er ook vaak markt voor zien. De ‘pragmatists’ zien de toegevoegde waarde van de innovatie vooral in de praktijk, bij het oplossen van de problemen waar zij voor staan. ‘Conservatives’ zijn niet gauw bereid om hun bestaande werkwijze en aanpak aan te passen aan iets nieuws, daar is overtuiging voor nodig. En de ‘sceptics’ zijn de laatsten die overstag zullen gaan.
Waar in het oorspronkelijke model vooral wordt gesproken over de mate waarin men bereid is om een innovatie over te nemen in relatie tot de tijd, wordt in het ‘Crossing the Chasm’ model vooral ook een kwaliteit benoemd waarom men een innovatie zou willen oppakken. En daarin zit ook meer toegevoegde waarde als je het innovatief vermogen van een organisatie of afdeling zou willen benoemen. Waar een etiket als ‘Early adopter’ vooral de mate weergeeft waarin men risico wil nemen om een nieuw product op te pakken. Daar geeft de term ‘visionairy’ vooral aan dat men een aantal jaren vooruit probeert te kijken om de toekomstige problemen op te lossen. Wie met de problemen van vandaag aan de slag wil is dus een ‘pragmatist’ en iemand die herkent hoe een innovatie direct kan helpen. Wat dus ook betekent dat de innovatie al bewezen heeft de benoemde problemen ook echt op te lossen.
Als het om innovatie gaat lijkt het voor de meeste bedrijven ook tussen deze twee aspecten te gaan. Zeker, er zijn bedrijven die heel erg innovatief zijn en die altijd voorop lopen. Dat zijn bedrijven die meestal weinig interesse hebben om dat ook als zodanig te benoemen. En ‘Conservatives’ zijn er doorgaans wel trots op niet innovatief te zijn. En zij zijn dus ook niet geïnteresseerd om de mate van innovatief zijn te benoemen.
Dus, als een organisatie het etiket van innovatief zijn wil voeren dan is de keuze dus of men vooral de toekomstige problemen wil oplossen met innovaties die alleen nog op de tekentafel of in het laboratorium werken. Of dat men vooral de huidige praktische problemen wil oplossen met innovaties die al bewezen hebben dat ze werken.
Voor ‘Visionairies’ is de innovatie strategie vooral om trends, ontwikkelingen en scenario’s te onderzoeken en daaruit vraagstukken te destilleren. Door tegelijkertijd ook veel contact te hebben met de partijen die nieuwe ideeën bedenken en uitwerken, zoals op universiteiten en in allerlei startup en incubator omgevingen ontstaan er dialogen over wat er mogelijk is en waar in de nabije toekomst ruimte voor ontstaat.
In het geval dat een organisatie vooral pragmatisch met innovatie wil omgaan is het van belang om het zo goed mogelijk de problemen die moeten worden opgelost te benoemen, En wel op een manier die helpt om de oplossing ook als zodanig te herkennen. En als er geen oplossing is, dan is er dus weinig anders te doen dan een oplossing te bedenken.