Er zijn meerdere manieren om de intelligentie van een gebouw te bepalen. In de denkbeelden over ‘Smart Buildings’ die op dit moment de rondgang doen gaat het met name over de mate waarin het gebouw zich (automatisch) kan aanpassen aan de wensen van de gebruikers. De vraag is of dit wel voldoende zegt over de intelligentie die nodig is in het gebouw. In mijn visie kan een intelligent gebouw vooral samenwerken met de gebruikers. Dan gaat het ook om de mate waarin het gebouw de gebruiker kan bewegen om aan te passen aan de omstandigheden. Deze wisselwerking tussen gebouw en gebruiker vraagt om intelligentie en om begrip voor de situatie. Om te komen tot een dergelijk interactief gebouw zijn een aantal begrippen te onderscheiden.

Passief

In de eerste plaats is een gebouw vooral passief en kunnen veel aspecten niet worden aangepast. Als de muren eenmaal zijn geplaatst en het dak erop is gezet, dan kost het heel veel energie om deze te verbouwen.  Maar ook een passief gebouw kunnen een klimaat bieden waarin goed gewerkt kan worden. Er zijn voorbeelden van slim ontworpen gebouwen die gebruik maken van de omstandigheden om een effectief binnenklimaat te creëren. Een ander voorbeeld van passiviteit in een gebouw is het werken met vaste toekenning van ruimtes aan de hand van bordjes en bewegwijzering: als een ruimte is toegekend dan is deze doorgaans alleen voor de betreffende functie of persoon beschikbaar.

Actief

Het kunnen aanpassen van de werkomstandigheden in een gebouw is een activiteit. Als een ruimte te warm wordt, dan kan de koeling worden aangezet. Als een ruimte juist te koud wordt, dan kan er worden verwarmd. Verlichtingen, zonweringen, omroepsystemen: het zijn allemaal voorbeelden van een actief en aanpasbaar gebouw. Activiteiten kosten energie en het aanpasbaar maken van gebouwen kosten dan ook veel energie om dat te faciliteren.

Reactief

Het kunnen aanpassen van de omstandigheden door gebruikers is reactief: het gebouw reageert op het door de gebruiker gegeven commando. Als de gebruiker een ruimte te koud vindt, dan kan hij de thermostaat gebruiken om de verwarming aan te zetten. Als het te donker wordt, dan kan het licht worden aangezet. De waarneming is meestal subjectief en persoonsgebonden: niet iedereen heeft dezelfde temperatuur ervaring of heeft dezelfde lichtsterkte nodig. Een deel van de technologische ontwikkelingen rondom ‘Smart Building’ gaat over het steeds fijnmaziger kunnen maken van de controle over de omstandigheden voor de gebruiker. Kon deze eerst alleen het klimaat in de hele kamer aanpassen, met nieuwe technologieën kan dat al tot op de individuele werkplek.

Proactief

Het aanpassen van de omstandigheden voordat de gebruiker de behoefte voelt om dat te doen is een proactieve vorm van reageren door het gebouw. Dat kan al weinig intelligent door op basis van input uit bewegingsmelders het licht aan te doen. Naarmate de rekenkracht van computersystemen toenemen kunnen data uit een groter aantal sensoren worden verwerkt en kan het gebouw op basis van modellen en algoritmes actief aanpassingen doen in de werk omstandigheden. Dit zou met name moeten leiden tot een effectiever gebruik van energie om het gebouw geschikt en beschikbaar te houden voor haar gebruikers.

Interactief

De meeste organisaties die gebruik maken van gebouwen werken vooral vanuit een van deze twee principes: medewerkers hebben vaste werkplekken of medewerkers zijn vrij in het kiezen van een werkplek. Bij deze uitgangspunten wordt vaak het gebouw zelf niet echt meegenomen in het toekennen van de werkplekken. Dat maakt dat vaak veel energie moet worden gestoken in het aanpassen van de omstandigheden op de werkplek. Als een medewerker die een wat warmere werkplek zoekt juist wordt gevraagd om daar te gaan werken waar het al warmer is (passief), dan is er vanuit het perspectief van het gebouw minder energie nodig om te verwarmen. Een intelligent gebouw gaat in gesprek met de gebruiker over wat er nodig is om werk te kunnen doen en waar en wanneer dit het beste plaats zou kunnen vinden. Hierin worden niet alleen de afwegingen van de gebruiker zelf meegenomen, maar ook de afwegingen van de organisatie als geheel en dat van het gebouw zelf. Om een oprecht interactief gebouw te realiseren zal het gebouw naast interactie met de gebruikers en interactie met de organisatie ook interactie met andere gebouwen en de omgeving moeten hebben.

Het interactieve gebouw kan de afweging maken wanneer een passieve of juist een actieve oplossing gepast is voor de vraagstukken in het gebruik. Het interactieve gebouw kan deze afweging ook maken als het gaat over de mate waarin de gebruiker controle heeft over de omstandigheden (reactief ten opzichte van proactief). Voor het maken van deze afwegingen is veel intelligentie vereist: het interactieve gebouw is een intelligent gebouw.